woensdag 9 november 2016

Dé Onderwijsdagen - Bedrijvig onderwijs

Tijdens De Onderwijsdagen staat de toepassing van ict in het onderwijs centraal. Welke mogelijkheden biedt ict om het onderwijs te ondersteunen? Daarnaast wordt de koppeling gemaakt met processen in het bedrijfsleven. Persoonlijk vind ik die erg interessant.

De inleiding sloot af met een key-note van Iris Vis (Rijksuniversiteit Groningen) over lean management en logistieke processen in het onderwijs. In de eerste sessieronde ging Wim Kokx verder op dit onderwerp en hij maakte de verbinding met Zo.leer.ik-scholen (Kunskapskolan). Vanuit die presentatie werd duidelijk dat vanuit lean produceren de leerling als klant wordt gezien en niet meer als product. Een klant die heel dichtbij wordt gecoacht door een mentor en vakdocenten en samen met hen bepaalt welke vervolgstap (zgn. steps) de juiste zou zijn.

 “Gepersonaliseerd leren: nu moet ik het elke keer opnieuw uitleggen, want klassikaal begreep iedereen het altijd in één keer uitleggen…”

Formatief toetsen is, naast coaching, een van de belangrijkste onderdelen in dit onderwijsconcept. Flexibel toetsen is essentieel en ict zou daar ondersteunend bij moeten zijn. Dit principe is voor veel scholen al bekend, maar in de praktijk brengen blijkt erg lastig. Biedt lean produceren ondersteuning voor scholen of niet? De onderstaande sheet (uit de presentatie van Wim) geeft mogelijk interessante input voor een gesprekken op scholen hoe je gepersonaliseerd leren zou kunnen organiseren.

De koppeling ‘pull’ en ‘make to order’ met wijdverbreide termen als ‘leerling aan het roer’ en ‘differentiatie’. En coaching als ‘elimineren van verspilling’.

De tweede sessie die ik bezocht had als onderwerp virtual en augmented reality. Behalve dat het technisch niet helemaal vlekkeloos liep werd de mogelijke meerwaarde aangetoond door een aantal praktische voorbeelden waarbij leerlingen op expeditie konden gaan met elkaar en zo een gezamenlijke belevenis ervoeren.

De koppeling met het bedrijfsleven werd gemakkelijk gelegd, want er zijn marktpartijen die ondersteunende software ontwikkelen voor o.a. monteurs. Door middel van augmented reality kan een extra laag worden toegevoegd die met een telefoon of speciale bril gezien kan worden. Voor de leken: bekijk ‘de dino app’ van Albert Heijn; of illustratie hiernaast.

De meerwaarde ontstaat verder wanneer je leerlingen met deze technologie laat werken: gamification en story telling. Deze didactische principes krijgen door middel van deze technologie letterlijk en figuurlijk een extra dimensie.

Belangrijke praktische aandachtspunten vanuit de zaal, die ik niet wil achterhouden, zijn: neem de tijd, laat leerlingen thuis de software (applicaties) installeren en probeer samen met collega's op te trekken. Inzet van AR en VR in de les vergt veel voorbereiding en kost daardoor veel tijd. Zeker wanneer je de ontwikkelingen wilt bijbenen; alleen ga je sneller, samen kom je verder.

De derde sessie bezocht ik om verdieping te krijgen op het onderwijskundig thema 'adaptief onderwijs'. Onderzoekers Abe Hofman en Alexander Savi (Universiteit van Amsterdam) gebruikten de praktijk van Oefenweb om aan te kunnen duiden wat wel en wat werkt niet werkt op het gebied van adaptieve software.

Een heel mooi voorbeeld van de vertaalslag van data naar informatie. Aan de hand van heel gedetailleerde data geeft het systeem informatie precieze informatie over o.a. leer- en backup-strategieën.

Adaptief onderwijs betekent het onderwijs aanpassen aan de behoefte van de leerling ten einde de leeropbrengst te vergroten. Soms werkt dat niet: er zijn leerlingen die snel een volgende vraag willen om 'meer muntjes' te verdienen. De kapitalistjes. Er zijn zelfs instructiefilmpjes te vinden waarop leerlingen elkaar uitleggen hoe ze zoveel mogelijk muntjes kunnen verdienen. Echter, het systeem kan zulke patronen herkennen en de docent feedback geven. Het adaptieve systeem levert kennis over leren en cognitieve ontwikkeling op.  Tegelijkertijd werd genoemd dat er geen gouden bergen te beloven zijn. Het is een ontwikkeling waar nog veel tijd en energie in geïnvesteerd moet worden.

De drie door mij bezochte sessies bevestigen mij in de gedachte dat de onderwijskundige ontwikkeling nog in een beginfase is. Er is heel veel bedacht en steeds meer wordt in praktijk gebracht, maar het onderzoek heeft nog lang niet alle antwoorden opgeleverd. 

Hopelijk komen er steeds meer bedrijvige scholen die de ruimte zoeken om te experimenteren, en daardoor hun onderwijs te verrijken.

Dé Onderwijsdagen 2016 - de inleidende sessie

De onderwijsdagen 2016 (#OWD2016) start met een brede introductie op het thema: wat is er nodig voor het onderwijs om eigentijds te blijven, adaptief te zijn en een veilige, digitale omgeving te bieden. De drie sprekers die deze dag openden gaven elk een ander perspectief op wat er nodig is voor het onderwijs tot innovatie te komen.

“De leerlingen zijn er klaar voor, de docenten zouden hen moeten volgen”

Eigentijds onderwijs is volgens Fridse Mobach (Stichting Carmelcollege) gericht op assessment for learning, gericht op formatief toetsen en feedback. De opdracht aan uitgevers zou moeten zijn dat ze daar ruimte voor maken. Ontwerp methodes die voldoende flexibiliteit bieden én betaalbaar zijn. De duit die Carmel in het zakje doet is een experiment van, wat zij noemen, het licentie/folio-model waarbij het gedrukte boek een bijproduct wordt.

“Uitgeverijen zouden meer agile moeten ontwikkelen: vroegtijdig hun klant betrekken”

Het stokje werd doorgegeven aan Eric Razenberg (ThiemeMeulenhof) die vanuit het uitgeversperspectief vertelde wat er nodig was voor een veranderende markt. Hij stelde dat uitgeverijen zicht bewust moeten worden van een aantal zaken:
-       op de werkvloer gebeurt het;
-       vraag feedback en werk cyclisch;
-       blijf in dialoog;
-       heb een lange adem;
-       toon lef en ondernemerschap.

Wat mij trof is dat het bovenstaande vrijwel 1-op-1 geldt voor scholen (schoolleiding) die aan onderwijsontwikkeling zouden willen werken. Welke lessen zouden scholen verder kunnen leren van het bedrijfsleven?

Van mass production naar series of one

Op die vraag sloot Iris Vis (Rijksuniversiteit Utrecht) vrijwel naadloos aan door de parallel tussen logistiek in bedrijfsleven en onderwijs te trekken. Vragen die het bedrijfsleven (Wehkamp, bol.com, Cool Blue, etc.) zich stelde om te kunnen voldoen aan klantvragen zouden onderwijsinstellingen zich ook kunnen stellen:
-       wat is mijn belofte aan de klant?
-       in welke mate zal er gebruik gemaakt worden (capaciteit)?
-       wat zou er in het aanbod moeten (aanbod)?
-       wat is de schaal (voor wie)?
-       hoe is het transport (leermiddelen)?

Het bedrijfsleven heeft dit lean opgepakt, om verspilling te voorkomen. Interessant is het om als school te bepalen wat ‘verspilling’ zou zijn in termen van onderwijs.
In de autobranche is deze werkwijze duidelijk zichtbaar: bij de oorsprong van de ontwikkeling van de auto (T-Ford) was de belofte “Iedereen een auto, als deze maar zwart is”. Tegenwoordig werken fabrikanten veel meer op basis van de wensen van de klant. Deze ontwikkeling is er een van push naar pull.

“Scholen zijn blijven hangen tussen 1955 en 1980: in de push”

In het onderwijs werken scholen erg aanbodgericht (push): de leerlingen krijgen wat de school aanbiedt. In de auto-industrie zou dat uitkomen op de werkwijze tussen 1955 en 1980. De uitdaging ligt besloten in het feit dat scholen elementen zouden moeten overnemen vanuit lean management. Van een geregelde omgeving (verkeer met stoplichten; leerlingen in de bus-opstelling) naar een zelfsturende omgeving (verkeer met een rotonde; leerlingen met een eigen leervraag). In de gezondheidszorg, in ziekenhuizen, gebeurt dit al: aan de hand van je zorgvraag wordt je naar de juiste plaatsen geleid en spreek je de juiste zorgaanbieder.


Samenvattend stel ik dat de ochtendsessie mooie metaforen laat zien voor het onderwijs, ontleent aan het bedrijfsleven. De leerling krijgt daarin een andere rol: van product, naar klant. Aanvullend past de TEDtalk van Sir Ken Robinon: changing education paradigms.