De onderwijsdagen 2016 (#OWD2016) start met een brede
introductie op het thema: wat is er nodig voor het onderwijs om eigentijds te
blijven, adaptief te zijn en een veilige, digitale omgeving te bieden. De drie
sprekers die deze dag openden gaven elk een ander perspectief op wat er nodig
is voor het onderwijs tot innovatie te komen.
“De leerlingen zijn
er klaar voor, de docenten zouden hen moeten volgen”
Eigentijds onderwijs is volgens Fridse Mobach (Stichting
Carmelcollege) gericht op assessment for
learning, gericht op formatief toetsen en feedback. De opdracht aan
uitgevers zou moeten zijn dat ze daar ruimte voor maken. Ontwerp methodes die
voldoende flexibiliteit bieden én betaalbaar zijn. De duit die Carmel in het
zakje doet is een experiment van, wat zij noemen, het licentie/folio-model
waarbij het gedrukte boek een bijproduct wordt.
“Uitgeverijen zouden
meer agile moeten ontwikkelen: vroegtijdig hun klant betrekken”
Het stokje werd doorgegeven aan Eric Razenberg
(ThiemeMeulenhof) die vanuit het uitgeversperspectief vertelde wat er nodig was
voor een veranderende markt. Hij stelde dat uitgeverijen zicht bewust moeten
worden van een aantal zaken:
- op
de werkvloer gebeurt het;
- vraag
feedback en werk cyclisch;
- blijf
in dialoog;
- heb
een lange adem;
- toon
lef en ondernemerschap.
Wat mij trof is dat het bovenstaande vrijwel 1-op-1 geldt
voor scholen (schoolleiding) die aan onderwijsontwikkeling zouden willen
werken. Welke lessen zouden scholen verder kunnen leren van het bedrijfsleven?
Van mass
production naar series of one
Op die vraag sloot Iris Vis (Rijksuniversiteit Utrecht)
vrijwel naadloos aan door de parallel tussen logistiek in bedrijfsleven en onderwijs
te trekken. Vragen die het bedrijfsleven (Wehkamp, bol.com, Cool Blue, etc.) zich
stelde om te kunnen voldoen aan klantvragen zouden onderwijsinstellingen zich
ook kunnen stellen:
- wat
is mijn belofte aan de klant?
- in
welke mate zal er gebruik gemaakt worden (capaciteit)?
- wat
zou er in het aanbod moeten (aanbod)?
- wat
is de schaal (voor wie)?
- hoe
is het transport (leermiddelen)?
Het bedrijfsleven heeft dit lean opgepakt, om verspilling te voorkomen. Interessant is het om
als school te bepalen wat ‘verspilling’ zou zijn in termen van onderwijs.
In de autobranche is deze werkwijze duidelijk zichtbaar: bij
de oorsprong van de ontwikkeling van de auto (T-Ford) was de belofte “Iedereen
een auto, als deze maar zwart is”. Tegenwoordig werken fabrikanten veel meer op
basis van de wensen van de klant. Deze ontwikkeling is er een van push naar
pull.
“Scholen zijn blijven
hangen tussen 1955 en 1980: in de push”
In het onderwijs werken scholen erg aanbodgericht (push): de
leerlingen krijgen wat de school aanbiedt. In de auto-industrie zou dat
uitkomen op de werkwijze tussen 1955 en 1980. De uitdaging ligt besloten in het
feit dat scholen elementen zouden moeten overnemen vanuit lean management. Van een geregelde omgeving (verkeer met
stoplichten; leerlingen in de bus-opstelling) naar een zelfsturende omgeving
(verkeer met een rotonde; leerlingen met een eigen leervraag). In de
gezondheidszorg, in ziekenhuizen, gebeurt dit al: aan de hand van je zorgvraag
wordt je naar de juiste plaatsen geleid en spreek je de juiste zorgaanbieder.
Samenvattend stel ik dat de ochtendsessie mooie metaforen laat
zien voor het onderwijs, ontleent aan het bedrijfsleven. De leerling krijgt
daarin een andere rol: van product, naar klant. Aanvullend past de TEDtalk van
Sir Ken Robinon: changing education paradigms.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten