woensdag 9 november 2016

Dé Onderwijsdagen 2016 - de inleidende sessie

De onderwijsdagen 2016 (#OWD2016) start met een brede introductie op het thema: wat is er nodig voor het onderwijs om eigentijds te blijven, adaptief te zijn en een veilige, digitale omgeving te bieden. De drie sprekers die deze dag openden gaven elk een ander perspectief op wat er nodig is voor het onderwijs tot innovatie te komen.

“De leerlingen zijn er klaar voor, de docenten zouden hen moeten volgen”

Eigentijds onderwijs is volgens Fridse Mobach (Stichting Carmelcollege) gericht op assessment for learning, gericht op formatief toetsen en feedback. De opdracht aan uitgevers zou moeten zijn dat ze daar ruimte voor maken. Ontwerp methodes die voldoende flexibiliteit bieden én betaalbaar zijn. De duit die Carmel in het zakje doet is een experiment van, wat zij noemen, het licentie/folio-model waarbij het gedrukte boek een bijproduct wordt.

“Uitgeverijen zouden meer agile moeten ontwikkelen: vroegtijdig hun klant betrekken”

Het stokje werd doorgegeven aan Eric Razenberg (ThiemeMeulenhof) die vanuit het uitgeversperspectief vertelde wat er nodig was voor een veranderende markt. Hij stelde dat uitgeverijen zicht bewust moeten worden van een aantal zaken:
-       op de werkvloer gebeurt het;
-       vraag feedback en werk cyclisch;
-       blijf in dialoog;
-       heb een lange adem;
-       toon lef en ondernemerschap.

Wat mij trof is dat het bovenstaande vrijwel 1-op-1 geldt voor scholen (schoolleiding) die aan onderwijsontwikkeling zouden willen werken. Welke lessen zouden scholen verder kunnen leren van het bedrijfsleven?

Van mass production naar series of one

Op die vraag sloot Iris Vis (Rijksuniversiteit Utrecht) vrijwel naadloos aan door de parallel tussen logistiek in bedrijfsleven en onderwijs te trekken. Vragen die het bedrijfsleven (Wehkamp, bol.com, Cool Blue, etc.) zich stelde om te kunnen voldoen aan klantvragen zouden onderwijsinstellingen zich ook kunnen stellen:
-       wat is mijn belofte aan de klant?
-       in welke mate zal er gebruik gemaakt worden (capaciteit)?
-       wat zou er in het aanbod moeten (aanbod)?
-       wat is de schaal (voor wie)?
-       hoe is het transport (leermiddelen)?

Het bedrijfsleven heeft dit lean opgepakt, om verspilling te voorkomen. Interessant is het om als school te bepalen wat ‘verspilling’ zou zijn in termen van onderwijs.
In de autobranche is deze werkwijze duidelijk zichtbaar: bij de oorsprong van de ontwikkeling van de auto (T-Ford) was de belofte “Iedereen een auto, als deze maar zwart is”. Tegenwoordig werken fabrikanten veel meer op basis van de wensen van de klant. Deze ontwikkeling is er een van push naar pull.

“Scholen zijn blijven hangen tussen 1955 en 1980: in de push”

In het onderwijs werken scholen erg aanbodgericht (push): de leerlingen krijgen wat de school aanbiedt. In de auto-industrie zou dat uitkomen op de werkwijze tussen 1955 en 1980. De uitdaging ligt besloten in het feit dat scholen elementen zouden moeten overnemen vanuit lean management. Van een geregelde omgeving (verkeer met stoplichten; leerlingen in de bus-opstelling) naar een zelfsturende omgeving (verkeer met een rotonde; leerlingen met een eigen leervraag). In de gezondheidszorg, in ziekenhuizen, gebeurt dit al: aan de hand van je zorgvraag wordt je naar de juiste plaatsen geleid en spreek je de juiste zorgaanbieder.


Samenvattend stel ik dat de ochtendsessie mooie metaforen laat zien voor het onderwijs, ontleent aan het bedrijfsleven. De leerling krijgt daarin een andere rol: van product, naar klant. Aanvullend past de TEDtalk van Sir Ken Robinon: changing education paradigms.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten